30 feiten op een rijtje
- Geplaatst op
- Door Evert van Stijn - Nikon Service Point
- 3
Een tweede artikel in de reeks kennis waar niemand op zit te wachten en wat we eigenlijk helemaal niet willen horen. De eerste in deze reeks met als veel belovende titel: Nooit meer backfocus, kwam er ongeveer op neer dat je onscherpte alleen volledig kon vermijden door te stoppen met fotograferen. In dit tweede artikel wordt nog steeds naar een oplossing voor dit probleem gezocht.
30 feiten op een rijtje.
In het verleden gingen camera´s en al helemaal de objectieven een leven lang mee. Je had de tijd om aan alle eigenschappen te wennen en je favoriete “gereedschapsset” samen te stellen. Je verzamelde van alles bij elkaar van enorm scherpe lenzen voor bijvoorbeeld landschappen tot hele softe voor portretten. Lenzen met een zacht bokeh voor een mooie rustige onscherpte, maar ook een lens met een sprankelend hard bokeh voor leuke glinsteringen in de achtergrond. Ja, zelfs een lens met de meest verschrikkelijke interne reflecties die bij bepaalde opnames precies een gewenst effect kon veroorzaken. De vakman kende zijn gereedschap en wist ook elk gebrek om te zetten in iets moois. Als een apparaat onder specifieke omstandigheden schitterend functioneerde maar bij andere omstandigheden waardeloos bleek, dan kon het toch een favoriet stuk gereedschap zijn. Je moet er namelijk uit halen wat er in zit.
Maar door de toenemende snelheid waarmee producten zich thans vernieuwen en de snelheid van de media is er geen tijd meer om zelf aan een gebrek te wennen. Nee, iets zelf ervaren en het een plek geven is er niet meer bij. De nieuwste apparatuur wordt namelijk direct internationaal en breeduit op het wereld wijde web afgebrand of de hemel in geprezen waardoor eigen ervaring niet meer aan bod komt. Alles is van horen zeggen (de voorloper van nep nieuws) en kennis door ervaring neemt steeds meer af.
Wie daarom nu gelokt door mooie beloftes uit de folders zo´n camera met veel “te veel” pixels koopt weet eigenlijk niet wat hem te wachten staat. 36 Megapixels klinkt fantastisch, dus die enorme scherpte wil men natuurlijk ook zelf ervaren. Direct gaat men proberen om die overweldigende beeldkwaliteit te vangen in een paar wilde schoten om zich heen. Vervolgens slaat het proberen om in testen en vergeet men al snel waarvoor de camera eigenlijk bedoeld is, namelijk fotograferen. Nee, met de wolven op het wereld wijde web mee testen en mee huilen is voor velen nu ook heel spannend geworden en voor sommige zelfs een hobby. Je kunt met die enorme beeldresolutie ook goed zien welke van je objectieven mooi zijn en welke niet. Maar ho eens even, dat valt tegen, het lijkt wel of er aan alles nu iets mankeert.
Omgaan met compromissen.
Van oudsher is fotografie altijd een vaardigheid van omgaan met compromissen geweest . Als je voor meer scherptediepte een kleiner diafragma wil, dan moet de sluitertijd maar iets langer, met als compromis meer kans op bewegingsonscherpte. Als je om deze bewegingsonscherpte te voorkomen voor een hogere gevoeligheid kiest, neem je als compromis genoegen met een groter korrel of meer ruis. Ga je voor top kwaliteit dan werk je met prime objectieven, maar in snelle omschakelingen van situaties kun je als compromis overwegen een 10x zoom objectief te gebruiken. Je begint je portret van de minister president op 105mm, maar als er iemand voor je gaat staan troef je iedereen af door met een snelle sprong en een soepele pols beweging naar 18mm helemaal vooraan (en in ieders beeld) te gaan staan, met als compromis een iets wat vertekend perspectief in het geportretteerde gezicht. Compromis op compromis dus.
Helaas beseffen velen echter niet welke gevolgen de enorme beeldresolutie op de scherpte perceptie heeft. Met die enorme toename van de opname resolutie zullen ook met betrekking tot de factor scherpte steeds meer compromissen noodzakelijk worden. Als je met een hogere resolutie het beeld beoordeeld, zal namelijk niet de scherpte, maar vooral de onscherpte veel beter zichtbaar worden. Je krijgt beter zicht op alle lensfouten zoals chromatische lensfouten welke resulteren in kleur schifting en monochromatische lensfouten welke resulteren in onscherpte. Door diffractie kun je nu met diafragma 16 of kleiner al geen scherpe beelden meer maken en bewegingsonscherpte neemt ook toe, om nog maar te zwijgen over de onscherpte in de hoeken.
Ook afwijkingen in de werking van het AF mechanisme worden nu veel sterker uitvergroot en beter zichtbaar. Het zoeken naar deze onscherpte is dan ook zoeken naar problemen. Bedenk daarom, als je het gebied van de uitersten betreedt is er natuurlijk een kans dat je de grenzen of beperkingen tegenkomt. Als je twee uiterste combineert wordt die kans zelfs aanzienlijk en als je drie uitersten combineert mag je er misschien zelfs wel een beetje op rekenen.
Uiterste 1.
Het grootste diafragma, hierop presteert de lens het slechtst en is de scherpte diepte het kleinst.
Uiterste 2.
De hoogste opname resolutie die het merk te bieden heeft waardoor elke afwijking hoe gering ook direct zichtbaar is.
Uiterste 3.
Het uiterste AF veld, aan de grens van waarop fase detectie nog net kan functioneren.
Als het vreemd klinkt dat uitersten niet zomaar zijn te combineren denk dan eens aan het volgende (misschien een wat overdreven voorbeeld maar zeker duidelijk). Een dure Ferrari heeft een kleinste draaicirkel van slechts enkele meters, maar ook een topsnelheid van rond de 300 Km/h... deze twee eigenschappen zijn beslist niet te combineren. Zo ook bij camera’s, als je bij de hoogste beeldresolutie de grootste lichtsterktes combineert met de uiterste AF velden kun je wel eens uit de bocht vliegen.
Niet alles wat op de camera zit zal dus onder alle omstandigheden probleemloos functioneren. Zeker niet als je richting uiterste gaat.
- Zo kunnen er sluitertijden gekozen worden van 1/8000 tot 30 sec. Maar zodra er geflitst wordt kom je met de uiterst korte tijden (1/8000 tot 1/320 sec.) in de problemen.
- Een camera met een hoogste opname snelheid van 8 beelden per seconde zal deze snelheid nooit halen bij uiterst lange sluitertijden (30 tot 1/8 sec).
- Automatische invul flits werkt niet bij donkere landschappen en vergezichten.
Zomaar drie feiten waarbij men moeiteloos aanvaardt dat mogelijkheden beperkt worden als deze richting uitersten gaan. Temeer daar ze bekend zijn of in de specificaties benoemd worden onder b.v. richtgetal en synchronisatietijd. Maar er zijn ook vele probleemgebieden welke niet gespecificeerd zijn en toch als normaal geaccepteerd worden zoals:
- overbelichting bij automatische belichting van een overwegend zwart onderwerp;
- onderbelichting bij automatische belichting van een overwegend wit onderwerp;
- wisselende belichtingen bij oude TL armaturen (welke 50 maal per seconde aan en uit gaan) in combinatie met korte sluitertijden;
- onnauwkeurigheden in automatische witbalans, met name bij oude TL armaturen welke 50 maal per seconde aan en uit gaan en daarbij net zo vaak ook van kleur veranderen;
- onoplosbare witbalans problemen bij menglicht (bijvoorbeeld gloeilampen en TL buizen door elkaar);
- lichtafval in de hoeken, met name bij grote diafragma´s (vignetering);
- nog grotere lichtafval in de hoeken, bij grote diafragma´s in combinatie met direct flitslicht;
- interferentie verschijnselen bij opnames van regelmatige structuren zoals het weefsel van kleding (Moiré);
- slag schaduw van het objectief onder in het beeld bij gebruik van sommige objectieven in combinatie met de pop-up flitser;
- ruis bij hoge ISO standen;
- vreemde onscherpte bij hoge ISO standen in combinatie met hoge mate van hoge ISO ruisonderdrukking;
- stof op de sensor, zelfs als er nooit objectieven worden gewisseld;
- schade na vallen of stoten terwijl de camera toch duurzaam en uitermate betrouwbaar geconstrueerd is van een sterke magnesium legering;
- reflecties in het beeld ondanks dat de objectieven zijn voorzien van de vermaarde Nano Cristal Coat;
- focus shift bij zoomen (bij sommige objectieven);
- ton- of kussen-vormige vertekening;
- lensfouten (chromatische en monochromatische aberraties) welke zich vooral manifesteren bij de grote lensopeningen en in de hoeken;
- gebruikers fouten ondanks de bijgeleverde gebruiksaanwijzing en de ingebouwde hulpmodus bij sommige camera´s;
- toenemende ruis bij hoge temperaturen;
- hot pixels bij extreem lange sluitertijden;
- een verlopend brandpuntsafstand bij scherpstellen met objectieven met internal focussering (focus breathing);
- onscherpte bij kleine diafragma openingen (diffractie);
- verticale overstraling vanuit een sterke lichtbron in de opname (blooming);
- uitvreten van de meest lichte partijen en of dichtlopen van de meest donkere partijen bij groot contrast (dynamisch bereik);
Om er maar een paar te noemen… Allemaal zaken waar functies of parameters hun grenzen tonen. Zo kent ook het fase detectie AF systeem zijn grenzen. Wanneer deze grens bereikt wordt zal met de enorme resolutie van de D800 dit dan ook direct zichtbaar worden. De nieuwe functies fijnafstelling AF en Live-View AF zijn niet voor niets als extra hulpmiddelen toegevoegd. Nu is de meest geuite reactie dat er met Live-View AF op deze camera niet te werken valt en dat deze alleen toepasbaar is met statief. Nou inderdaad, dat is juist opgemerkt. Het werkt inderdaad niet prettig, maar je kunt er wel uiterst nauwkeurig mee scherpstellen. Dat het zo onhandig werkt ten opzichte van het gewone AF systeem en er ondanks dat toch extra op zit geeft wel aan dat het een nuttige toevoeging moet zijn, anders had het er vast niet op gezeten. Het nut zit dus duidelijk niet in het gemak maar in de kwaliteit. Het is net als werken met een grijskaart om je witbalans te meten, het is veel omslachtiger dan werken met Auto witbalans, maar werkt wel veel nauwkeuriger. Eigenlijk weet iedereen ook wel dat live view AF veel nauwkeuriger functioneert dan het aloude fase detectie AF systeem, maar sommige willen niet geloven dat dat andersom ook betekent dat fase detectie AF minder nauwkeurig functioneert dan live view AF en dat deze beperking door de toename van het aantal pixels steeds beter zichtbaar wordt. Toch wordt het tijd om dit aan de lange lijst van geaccepteerde feiten toe te voegen.
- de uiterste AF velden van het fase detectie systeem werken minder accuraat dan die in het centrum, denk hierbij alleen al maar aan ongevoeligheid voor verticale lijnen en de mindere licht gevoeligheid (bij de nieuwe top modellen), maar ook omdat deze buitenste velden te maken krijgen met toenemende lensfouten;
- de hoge resolutie van 36 Mega pixel opname sensor kun je niet zonder meer volledig benutten als je niet zelf de juiste instellingen kiest;
- de hoge resolutie van 36 Mega pixel opname sensor kun je niet zonder meer volledig benutten als je niet zelf voor de beste kwaliteit objectieven kiest.
Alsof het allemaal nog niet erg genoeg is, hier nog één feit als toegift.
- De perfecte camera bestaat niet, zelfs niet bij Nikon.
Gelukkig maar. Dit laat nog net enige ruimte voor vakmanschap. Doordat je soms zelf eruit moet halen wat erin zit kan men zich nog net onderscheiden van de concurrentie. Zoek dus wel naar de beperkingen, maar wordt ze de baas of doe er iets moois mee.
In een volgend artikel gaan we weer op zoek naar de oplossingen voor een nieuw probleem. Ik ben benieuwd of we dan wel een oplossing zullen vinden… eerst maar eens op zoek naar een nieuw probleem.
Evert van Stijn - Nikon Service Point
Heerlijke stukjes! :-) En die Nikons moeten dan toch wel zo goed zijn, dat jij tijd overhoudt om deze dingen te schrijven, in plaats van ook aan de reparatie te moeten :-)
Er bestaat geen perfecte instelling. Dit verschilt per situatie. Bijvoorbeeld: Een nachtopname belicht je iets onder en een foto in de sneeuw kun je iets overbelichten om de sfeer vast te houden. En zo gaat het eindeloos door.
Waar kan ik de beste afstelgegevens vinden voor mijn NIKON D300